Karrensporen
- Gegevens
- Categorie: Het ontstaan
- Gepubliceerd op zaterdag 24 april 2021 09:47
- Geschreven door Super User
- Hits: 2734
Middeleeuwse karrensporen in De Kiel
- door Thorgeir Gudlaugsson
Al kent De Kiel als nederzetting een tamelijk korte geschiedenis, datzelfde kan niet gezegd worden van het gebied waar het dorp later ontstond. Zo profileert De Kiel zich nadrukkelijk als het zeven marken dorp omdat bij de al lang verloren steen bij het Quekenbosch ooit zeven boermarken op één punt bij elkaar kwamen. Minder bekend is echter dat het hedendaagse De Kiel zich ook op de ligging van een middeleeuwse handelsroute bevindt - en dat de sporen van deze eeuwenoude wegen nog steeds goed zichtbaar zijn in het Kieler landschap.
Zandruggen
Lange, smalle en wat hoger gelegen zandruggen zijn opvallende verschijnselen in het landschap van Drenthe. De ruggen lopen dwars door de provincie heen, van noordwest naar zuidoost, en waren vroeger omringd door uitgestrekte en ondoorwaadbare veenmoerassen. Sinds mensenheugenis zijn deze Drentse zandruggen gebruikt als langgerekte doorgangen tussen de omliggende moerassen en andere woeste gronden. In de loop der tijden ontstonden in de lengte van deze ruggen vaste routes. Op de twee langste ruggen, de Hondsrug en de iets minder bekende Rolderrug, ontplooiden deze routes zich in de middeleeuwen tot een internationale handelsverbinding, die van Groningen via Coevorden tot aan Münster liep. De Kiel ligt midden op een van deze ruggen, de Rolderrug. Deze rug ligt parallel aan zijn grotere broer, de Hondsrug, en loopt vanuit Zandpol in het zuidoosten tot aan het Groningse Noorderburen in het noordwesten - in totaal z’n slordige 60 kilometer. De Rolderrug is iets lager dan de Hondsrug, op de hoogste punten, zoals bij de Konijnenbergen, bereikt hij ruim 22 meter boven NAP. De rug is niet erg opvallend in het landschap want meestal ligt hij slechts enkele meters boven de omringende velden. Rijdend op de N376 is er ook weinig van te merken aangezien de weg nagenoeg de contouren van de rug in de lengterichting volgt. Op enkele plekken rondom De Kiel is de Rolderrug echter goed te zien, zoals vanaf de Borgerzijtak. Daar staande is het hoogteverschil tussen de akkers aan de ene kant en het dorpshuis aan de andere kant maar liefst vijf meter. De ligging van de rug in het landschap kan ook worden waargenomen bij het doorkruisen in de breedte. Een goede plek om dat te doen is via de zandweg tussen de Kwekebosweg en Rolderstraat ter hoogte van het kruispunt Noorderweg.
De Rolderrug route
De middeleeuwse handelsroutes over de Drentse zandruggen liepen gezamenlijk vanuit Groningen tot aan Noordlaren. Daar splitsten de wegen zich in de route over de Hondsrug en de iets westelijker gelegen route over de Rolderrug. Na de splitsing bij Noordlaren ging de Rolderrug route, zoals op de eerste kaart wordt aangegeven, verder naar Schipborg, Gasteren, dwars over het Balloërveld en naar Rolde. Daar kwam de route op de eigenlijke Rolderrug en volgde deze naar het zuiden langs de dorpen Grolloo en Schoonloo. Ter hoogte van waar nu De Kiel ligt splitste de route zich op. De oostelijke tak liep verder rechtdoor over de Rolderrug via Sleen naar Dalen terwijl de westelijke tak afboog en langs Wezup, Zweeloo en Benneveld naar Dalen liep. Eenmaal in Dalen aangekomen liepen al die routes weer gezamenlijk naar Coevorden. De route over de Rolderrug was belangrijk voor de middeleeuwse handelaren die met paard en wagen - en daarvoor ossen - ploeterend over de Drentse zandwegen hun handelswaar van en naar Groningen brachten. Er waren ook andere gebruikers van deze internationale verbinding, zoals afgezanten van kerkelijke instellingen die zaken in Groningen en Friesland te doen hadden. Zo staat een deel van de route over de Rolderrug onder de historici bekend als de Werdense weg. Die naam heeft te maken met de benedictijner abdij in Werden aan de Ruhr die al vanaf de negende eeuw grote bezittingen in het noorden en oosten van Nederland had. Opvallend is dat de abdij vele boerderijen bezat die aan de Rolderrug route lagen - zelfs zo veel dat om de tien kilometer zich een goed van de abdij heeft bevonden. Deze waren, volgens veronderstelling, bedoeld om eten, onderdak en andere ondersteuning te verschaffen aan de abten of de rentmeesters die deze route vanuit Werden naar Groningen volgden om daar de pacht van de bezittingen in de Friese landen te innen. Het wordt ook verondersteld dat de Groningse abt Emo, van het kloostertje Nijeklooster te Romerswerf, de Rolderrug volgde toen hij in november 1211 te voet naar Rome vertrok. Kort daarvoor hadden de kerkpatroons van het dorp Wierum besloten hun kerk met alle bijhorende goederen aan Emo’s kloostertje te schenken. Emo was van plan om een nieuw klooster in Wierum te stichten maar dat werd tot halt geroepen toen de bisschop van Münster de schenking ongedaan maakte. Emo vermoedde dat het handelen van de bisschop geen zuivere koffie was en besloot naar Rome te gaan om de zaak aan paus Innocentius voor te leggen en uiteraard zijn bezittingen terug te krijgen. Daar kreeg de persevererende Groninger uiteindelijk zijn gelijk.
Reconstructie
In 2018 heeft de landschapshistoricus en fysisch geograaf Rik van Heumen getracht om de historische routes over de Hondsrug en de Rolderrug te reconstrueren. Hierbij maakte hij, naast conventionele bronnen, dankbaar gebruik van moderne visualisatie technieken. De belangrijkste van deze waren hoogtemodellen die gemaakt worden met behulp van beelden van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Op deze modellen komen nagenoeg alle oneffenheden op de grond tevoorschijn, ook hoogteverschillen die onder bossen en heidevelden liggen en vaak niet opgemerkt worden met het blote oog. De hoogtemodellen bleken een uitstekend middel om oude karrensporen te traceren, belangrijke aanwijzingen om de ligging van de historische routes te kunnen bepalen. Karrensporen, die op de hoogtemodellen als langgerekte reliëfverschillen in het terrein worden weergegeven, zijn overblijfselen van intensief gebruik van een bepaald traject. Ze lopen vaak in brede bundels want als de paden op een gegeven moment te diep uitgesleten raakten werd naast het originele pad een nieuw pad genomen. Als die te uitgesleten raakte werd weer een nieuwe pad genomen. Zodoende werd geprobeerd te voorkomen dat de karren op hun assen vastliepen. Op sommige plaatsen, zoals op het Balloërveld, kon het dan ook gebeuren dat de bundels karrensporen zelfs enkele honderden meters breed werden. Desondanks zijn karrensporen tegenwoordig slechts in kleine segmenten te vinden, op de meeste plekken zijn ze door bebouwing of landbouw voor altijd verdwenen. Door analyse van hoogtemodellen van het Hondsrugcomplex wist van Heumen 138 segmenten met karrensporen te identificeren. Deze heeft hij in kaart gebracht en vervolgens aan enkele fysisch en sociaal geografische factoren gekoppeld. Zodoende heeft hij de segmenten aan elkaar verbonden en het verloop van de routes gereconstrueerd. Mede door de vermenging van conventionele en moderne onderzoeksmethodes resulteerde dit in een reconstructie met meer nauwkeurigheid dan voorheen voorhanden was.
Kielse karrensporen
Op de Rolderrug route werden meer dan 30 segmenten van karrensporen als zodanig geïdentificeerd. Twee van deze segmenten bevinden zich in De Kiel en haar naaste omgeving. Langs de Albert Oostingweg richting Wezuperbrug, nummer 1 op het tweede kaart, is een segment met een lengte van bijna twee kilometer te zien. Deze nog zeer duidelijke karrensporen waren een deel van de westelijke tak van de Rolderrug route die afboog richting Wezup en Zweeloo. De sporen lopen langs latere wegen die al lang op oude landkaarten worden aangegeven. Daaruit mag geconcludeerd worden dat deze karrensporen tot in de nieuwe tijd werden gebruikt en dat de meest recente sporen uiteindelijk de voorloper van de Albert Oostingweg werden. De karrensporen in gebied 1 zijn het makkelijkst bereikbaar via de picknicktafel ter hoogte van het stenen kunstwerk “Drents Onderonsje”. De karrensporen in het andere segment, gebied 2 en 3 op de kaart, zijn iets minder duidelijk te zien in het landschap. Dat en het feit dat ze niet langs latere wegen lopen kan betekenen dat ze eerder buiten gebruik raakten dan de sporen langs de Albert Oostingweg. De verschillende looprichtingen van de karrensporen in gebied 2 en gebied 3 geven aan dat in dit segment de splitsing van de route in twee takken mogelijkerwijs heeft gelegen. In gebieden 2 en 3 loopt een wandelpad dwars door de bundels karrensporen heen. In gebied 3 uit dat zich in vele golven op het wandelpad. Hier is het aan te raden om van het pad af te gaan en op een van de golvende ruggen te klimmen. Dan ontluikt zich een duidelijk patroon van meer dan zes parallel liggende sporen. Hiermee krijgen de voorheen onbeduidende heveltjes opeens een geheel andere betekenis. Wat vroeger slechts oneffenheden op het pad waren is nu het decor geworden van een rijke middeleeuwse geschiedenis. Staande op een van de golvende ruggen is een uitgelezen moment om terug te denken aan alle reizigers die deze oude wegen hebben bereisd; handelaren uit het verre buitenland met hun karren vol kostbaarheden, monniken en rentmeesters met pachtgeld in buidels, verhuizende boerenfamilies met al hun have, hebben en houden – en een stugge Groningse abt die te voet naar Rome ging om een grote onbillijkheid ongedaan te doen.
Enkele geraadpleegde bronnen:
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).
De Boer, D.E.H. (2011). Emo’s reis. Gorredijk.
Bureau de Hondsrug UNESCO Global Geopark. (2017). Masterplan 2017-2027.
Van Heumen, R. (2018). In de sporen van het verleden. Groningen.
Karel, E.H. (2000). Grenzen in Drenthe. Assen
Noomen, P.N. (1993). Middeleeuwse ontwikkelingen in Rolder dingspel. In Geschiedenis van Rolde. Meppel.
Slicher van Bath, B. (1960). De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850). Utrecht.
Tuin, B.P. (2017). Programma van Eisen archeologisch onderzoek vervanging brug Zeegserloopje. Tynaarlo.
Zomer, J. (2016). Middeleeuwse veenontginningen in het getijdenbekken van de Hunze. Groningen
De auteur is geograaf en al sinds 1991 inwoner van De Kiel.
De dorpen in historisch perspectief
- Gegevens
- Gepubliceerd op maandag 27 april 2015 14:34
Drenthe is door de jaren heen erg veranderd. Dat kunnen we ook zien op oude kaarten. Bedenk wel dat het maken van goede kaarten erg moeilijk is zonder de moderne apparaten.
Klik op de kaart om hem te vergroten.
Onderaan ziet u Mepsche staan. Vlak daar boven is veel later De Kiel ontstaan.
In de Franse tijd, rond 1800, is er een kaart gemaakt van deze streek. Zeer summier. Er was veel bos en veel open veld. Centraal komt hier later De Kiel.
Tussen 1800 en 1850 ontstaat er een meer ingevulde kaart. Nog niets van De Kiel te zien. Wel een weg van zuid naar noord over het Odoornerveen, het Eesterveen en het Ellertsveld. Daar, op de samenkomst van veel wegen komt later De Kiel te liggen, maar eerst moet er nog Schoonoord komen.
Rond 1900 wordt de kaart al meer gedetailleerder. Er is dan in De Kiel een houten schooltje aan de Borgerweg. Dit zal later vervangen worden door een stenen gebouw aan de Rolderstraat. Er staan nog slechts een paar huizen.
Rond 1970 komt er dan een kaart, waarop De Kiel goed zichtbaar is. Zelfs de bospaden zijn hier op ingetekend. Dit alles t.b.v. de Knapzakroute.
De meeste van deze kaarten zijn in het Drentsch Archief nader te bekijken. Er is daar nog veel meer materiaal van Drenthe aanwezig.
Een moderne kaart van De Kiel:
De dorpen
De dorpen op de Rolderrug zijn voor Drentse begrippen nog vrij jong. Typische Drentse dorpsvormen zijn hier niet van toepassing. Wel een naomthuus (ovenhuis) of bakhoes bij een huis aan De Tip 5.
In 820 is er de Pago Treanth (gouw Drenthe). Pas sinds 944 is er sprake van ‘Drenthe’. Koning Otto I schenkt bisschop Balderik van Utrecht het jachtrecht in Drenthe. Hij mocht jagen op herten, beren, everzwijnen, elanden en scelo (?).(Sceloporus malachiticus - Cope 1864, het fraai gekleurde, mosgroene stekelleguaantje.) Rond 1024/1025 vinden we het graafschap Drenthe.
Er zijn wel oude levenstekens gevonden in Drenthe: Er zijn in Drenthe ook oersteden gevonden: Buinerhees bij Buinen, Hunsow bij Exloo (30 m boven NAP) en Barnar, de stad der zeven heuvelen, bij Angelslo aan de overzijde van het Bargermeer.
In Exloo is een kralensnoer gevonden van ± 1500 v.Chr, bestaande uit: kralen van barnsteen uit de Oostzee, tin uit Engeland en aardewerk uit Egypte. Het wordt bewaard in het museum te Assen. Dus toen waren er al verre handelsbetrekkingen. Ook gouden voorwerpjes, allerlei vuurstenen, koperen en bronzen voorwerpen, gevonden door Prof. Van Giffen in een grafheuvel tussen Exloo en Odoorn.
In Zweeloo staat een vroeg Gotische kerk met rond- en spitsboogmotieven. Opvallend zijn de eikenhouten schaliën (lees: houten dakpannen) op het torendak. Vroeger lagen die over het hele dak.
Op het kerkhof ligt Lesturgeon begraven, een van de ‘podagristen’ (lijders aan voetjicht), wier reisbeschrijving uit 1843 beroemd geworden is.
In die tijd zijn er al 6 dingspils met hoofdplaatsen (Noordenveld met Vries, Oostermoer met Anloo, Dieverderdingspel met Diever, Rolderdingspel met Rolde, Middenveld met Beilen en Zuidenveld met Sleen).
De Kiel behoorde tot meerdere Dingspils: (klik op de kaarten om ze te vergroten)
Rolder Dingspil: Rolderstraat t.n.v. Eeserstraat
Oostermoer met Borger: Eeserstraat noordzijde
Zuidenveld Dingspil: Eeserstraat zuidzijde
Middenveld of Beiler Dingspil: Rolderstraat t.z.v. Eeserstraat en richting Kwekebosweg.
De bewoners waren afstammelingen van het urnenveldenvolk en hunebedbouwers (de Hunen). Een dingspil is een op zich zelf staande georganiseerde eenheid in bestuur, rechtspraak, taal en gebruiken.
In elk dingspil is een aantal marken (gemeenschapsgrond), bestaande uit buurtschappen. Elke mark had weer ± 20 erven met een eigen aandeel, het z.g. waardeel. Door vererving werden die gedeeld.
Pas na de Franse tijd wordt Drenthe erkend en volgt een inhaalslag.
Dingspils
- Gegevens
- Categorie: Het ontstaan
- Gepubliceerd op dinsdag 03 maart 2015 11:10
- Geschreven door Super User
- Hits: 3468
Uit een achttiende-eeuwse kijk op de Drentse geschiedenis door Andries Schoemaker: Reuzen op reis; 1732
Hoe was het in 1674:
Wyders is het landschap Drent in ses territoren gedeelt, welke dingspils werden genoempt, zijnde de rechtsampten, welker administrateurs elders richters, maar hier schulten of schouten genaampt worden, zynde rechtsampten. Dese worden al tesamen van den landdrossaart voorgestelt en van den stadhoudere bevestigt.
Het is niet buyten vermoeden dat ieder deser dingspellen voortyts syn eyge grave gehad heeft en buyten twyfel elken grave in syn dingspel wel ruym soo veel te doen, om syne onderhorigen in goede ordre te houden, als heden de landdrossaart met alle de ses dingspellen, eensdeels omdat de menschen in vroeger tyden veel woester en ongeregelder waren dan nu, anderdeels omdat het landt toen overvloediger bevolkt was. Daarbij was daar eenen gewoonte hun recht selfs met boog en pyl en knods te verdedigen.
Mons(ieur) Picard heeft ook geen klynen moeyten aangewend om te toonen dat het landschap Drenth is ingenomen en beseten geweest van Jaghts afstammelingen, welken uit Asien vertroecken en alleen uyt het Oosten herwart afgesackt, bekeert van barbarische reusen daar de gedaghte steenhooppen tekens van souden syn en vervolgens van meer andere tot den Romynen tyt toe beseten die er ruym 400 jaaren over geheerst hebben tot omtrent 400 jaaren na Christus geboorten, daarna heeft de heerschapy der Franken wederom de overhyt gehad.
’T was voortyts het gesegenste en bekoorlykste land onder alle nabuurige, maar nu het geringste, het onvermogenste en sleghste van alle de vereenigde proventien.
De ijstijd
Het veen tussen de ruggen
Na de ijstijd deed het smeltende landijs het grondwaterpeil stijgen. Door de beschikbaarheid van voldoende vocht en het verbeterende klimaat ontwikkelde zich weldra een weelderig plantendek. Op de slecht ontwaterde plaatsen begon veenvorming ( = ophoping van plantenresten onder water) op gang te komen. Vanwege het steeds vochtiger wordende klimaat begon zich zelfs hoogveen ( = veen dat zich uitsluitend voedt met regenwater) te ontwikkelen. Het steeds dikker wordende hoogveenpakket kroop a.h.w. tegen de uitlopers van het Drentse Plateau, het omgekeerde soepbord, omhoog. Hierdoor was Drenthe tot in de 19e eeuw grotendeels omsloten door omvangrijke veengebieden.
Op het plateau kon door de hoge grondwaterstand eveneens veenvorming op gang komen in bijvoorbeeld slecht ontwaterde laagten. Dit was ook het geval ten oosten van De Kiel en Schoonoord. Hier werd een enorme depressie, gevormd door de Hondsrug in het oosten, de Rolderrug (de Rug van Sleen) in het westen en dekzandgordels in het noorden en zuiden, opgevuld met een dik pakket veen: de Odoornervenen.
De Rolderrug (of Rug van Sleen)(3) loopt evenwijdig aan de Hondsrug(1), maar is minder hoog en minder scherp begrensd. Het ontstaan van de rug is nog niet eenduidig verklaard, maar hangt waarschijnlijk nauw samen met die van de Hondsrug. Bij het smelten bleven de stenen achter en vormden zich vier parallelle ruggen: De Zijerrug(4), de Rolderrug, de rug van Tynaarlo(2) en de Hondsrug. Op de Rolderrug bevinden zich op een rijtje van noordwest naar zuidoost o.a. de plaatsen Rolde, Grolloo, Schoonloo, De Kiel, Schoonoord, Noord-Sleen en Sleen.
Frappant is dat ook de Hondsrug verbindingen heeft langs plaatsen: Emmen (o), Exloo (o), Odoorn (w), Borger (w), Gasselte (o), Gieten (o), Zuidlaren (o), Haren (w) en Groningen. (o=oost en w=west van de Hondsrug) Deze rug ligt tussen de Hunze en de Drentse A. De Hunze loopt vanaf Emmen langs de Hondsrug, vis het Zuidlaardermeer naar Groningen.
De Drentse A begint halverwege, vanuit meerdere richtingen en loopt dan parallerl vis het Paterswoldermeer naar Groningen.
De Hondsrug is de A1 van de prehistorie (vgls. Harrie Wolters van het Hunebedcentrum te Borger) : heel lang de enige begaanbare route in de wijde omtrek. Het heeft de ligging bepaald vanm Gronigen en Coevorden en alles daartussen. Getuige de vele hunebedden, karrensporen, oeroude kerkdorpen en talloze schilderijen van het gebied. Verder de postkoetsroutes en de marsroutes van Lodewijk Napoleon en Bommen Berend.